Shop: € 0,00
 

Verslagen van de cursus (najaar 2017)



Lessen 1 tot en met 5: zie Robs Nieuwsbrief van oktober 2017 en november 2017.
Zie ook de Facebook pagina van Rob Walrecht Productions.


Les 10: Mission accomplished!
Woensdag 29 november heb ik de tiende en laatste les gegeven van mijn cursus 'Leer het heelal begrijpen'. De les ging over het Melkwegstelsel, andere sterrenstelsels in de buurt, grotere groepen (clusters) van sterrenstelsels, zoals de Lokale Groep (50 stelsels in de buurt), de Virgo Cluster ‘iets verderop’ (2500 stelsels!). Aan het eind komen allergrootste structuren, superclusters, aan bod, en het eind van het zichtbare heelal. En meer.
Ik had deze les, een van de meest originele (net als de les Sterren is deze nooit veel veranderd), aangevuld met nieuwe informatie en op basis van mijn eigen nieuwe inzichten, maar niet heel ingrijpend. Ik heb wel al, naar aanleiding van vragen tijdens de les, deze presentatie aan het eind iets uitgebreid. Die informatie zal ik ook opnemen in mijn nieuwsbrief van december, dus de cursisten hoeven niets tekort te komen!

Fysieke schaalmodellen
Ook de schaalmodellen zijn nog bijna van het eerste uur: Sterren in de buurt (binnen 12 lj), het Melkwegstelsel en de Lokale Groep (zie de foto’s). Dat laatste model moet ik tijdens de les even opzetten, wat zo gebeurd is. Ik gebruik alleen de drie grote stelsels (Melkweg, M31 en M33 – de Driehoeksnevel, omdat dit stelsel in de richting van het sterrenbeeld Driehoek ligt), en de Magelhaense Wolken. De andere schaalmodellen zijn voor de cursisten om van dichtbij te bekijken omdat de modellen te klein zijn om in de klas te gebruiken. Geen probleem, want de dia’s tonen ook al deze informatie.




























Foto's:
Linksboven: mijn schaalmodel van het Melkwegstelsel.
Rechtsboven: met enkele modelletjes kan ik een beeld geven van de afstanden binnen de Lokale Groep (LG).
Midden: twee detailopnamen van het LG-schaalmodel, met links het Melkwegstelsel (in het glaasje de beide Magelhaense Wolken, niet op hun juist positie uiteraard), rechts M31 en M33. De speciale schijf om de richting vanuit de aarde gezien te bepalen (onder het model van de Melkweg) heb ik 29 november niet gebruikt.
Linksonder: het schaalmodel Nabije Sterren (binnen 12 lj).




Schaalmodellen in de dia’s
Net als in mijn boek Genieten van het heelal gebruik ik in mijn presentaties veel getekende schaalmodellen in de vorm van de dia’s. Ik begin daarbij met de schaal van het kleine schaalmodel van het zonnestelsel (1:100 miljard, de zon is zo groot als een knikker van 14 mm), die wij overigens ook uitgeven als het Zonnestelselmodel (basisset MDL-ZS1, aanvulset MDL-ZS2).
Dat is leuk: binnen een straal van 1000 km rond die knikker vinden we in het schaalmodel maar 23 sterren: twee zo groot als een kers (Sirius en Procyon), zes kinkkers (naast de zon Alfa Centauri A en B, Epsilon Eridani en 61 Cygni A en B; die laatste drie zijn meer flinke kogellagers…).
Op basis van deze informatie, die ik in de lessen over het zonnestelsel al had verteld, ga ik verder: Wega op 2500 km, Aldebaran op 6500 km… Dat schaalmodel wordt veel te groot!

De Melkweg
Dan ga ik het hebben over het Melkwegstelsel, met behulp van een prachtige foto van de Melkweg, met diverse heldere sterren die de cursisten nu kunnen benomen!. Die Melkweg is ons eigen sterrenstelsel, gezien van binnenuit; we zitten er namelijk middenin! Doordat het Melkwegstelsel naast een dikke kern ook een 90.000 lichtjaar grote, platte schijf met sterren bevat, zien we de Melkweg als een band aan de hemel. Van daaruit beschrijf ik alle aspecten van het Melkwegstelsel.

Tot ik verder wil, de ruimte in. En daarvoor heb ik een ander schaalmodel nodig. Ik breng het Melkwegstelsel nu terug tot de grootte van het klaslokaal (8 x 8 m), met een platgestampte Fiat 500 in het midden, als kern (op deze schaal is de kern 1,6 x 2,4 m, en 90 cm dik; zie foto). Nu zijn de schaalafstanden weer iets beter te behappen: Wega op 0,8 mm, Aldebaran op 5,8 mm, Antares 48 mm, Rigel 68 mm, Aludra 267 mm. Enkele dwergstelsels en bolvormige sterrenhopen in de buurt op meters afstand. Uiteraard vergeet ik niet te praten over dat superzware zwarte gat in het centrum van het Melkwegstelsel (3,6 miljoen zonnen zwaar!), en hoe een stelsel als de Melkweg aan spiraalarmen komt!






Verder
En dan gaan we kijken naar andere sterrenstelsels. De 50 stelsels in de buurt noemen we de Lokale Groep, met drie grote: het Melkwegstelsel (200-400 miljard sterren), M33 (50 miljard sterren) en M31 (1000 miljard sterren!). Die aantallen sterren zijn feitelijke zonsmassa’s, dus het gaat dan om zoveel sterren als ze allemaal zo zwaar als de zon zouden zijn. Vlakbij zijn twee kleine spiraalstelsels die te dicht bij de Melkweg zijn gekomen en bezig zijn uiteen gerukt te worden door de invloed van het Melkwegstelsel: de Magelhaense Wolken. Wij zien die niet vanuit Nederland, ze staan aan de zuidelijke sterrenhemel.
Ik beschrijf daarna redelijk uitgebreid de verschillende typen sterrenstelsels, zoals spiraalstelsels, balkspiraalstelsels, elliptische stelsels én de zogenaamde actieve stelsels. Ook de botsing tussen de Melkweg en M31, over 4 miljard jaar (?), komt aan bod, vóór ik afsluit met de grootste structuren in het heelal en het eind van het zichtbare heelal. Die grens wordt bepaald door de leeftijd van het heelal: 13,799 miljard jaar. Je kunt natuurlijk niet iets zien dat ouder is dan die 13,799 miljard jaar, want toen was er nog niets! Ik liep nog wat achter met mijn les en bracht nog het oudere getal van 17,798 miljard jaar… Maar de presentatie is gecorrigeerd!






Afsluiting
Deze tiende les was een mooie afsluiting van een enerverende periode. Ondanks duizenden presentaties en vele cursussen die ik gaf was dit spannend omdat het de eerste keer was dat ik een cursus (mijn allergrootste!) geheel in eigen beheer gaf. Daar moet je dan 58 voor worden... :-)
De periode was wel erg vermoeiend, door privéomstandigheden en doordat ik mij (weer eens) erg verkeken had op het vele werk dat nodig was. Dan voornamelijk het werk nodig om de onderdelen van deze cursus te updaten en op te nemen in de structuur die ik had bedacht voor een 10-delige cursus. De grootste cursus die ik aan docenten gaf bestond uit acht lessen en het vele materiaal dat door tijdgebrek buiten de boot viel in die cursus had ik ondergebracht in losse modules. Ik had al enkele keren modules gebruikt voor andere doeleinden, en zo bijvoorbeeld de populaire Lezing van Alles samengesteld (over materie, elektromagnetische straling en hoe de kernenergie van de zon ons uiteindelijk als licht bereikt). Ook waren lessen en modules in de loop der jaren steeds weer aangepast (ze zijn nooit af…). En nu moest ik ze (hun laatste versies!) verwerken tot een cursus die in logische stappen het verhaal van het heelal vertelde.

Leuke groep
Het hielp allemaal dat het een gezellige en enthousiaste groep was, waardoor ik als eindconclusie meestal niet verder kom dat het ‘leuk’ was. En dat was het, elke keer weer. Nu heb ik dat altijd wel bij lessen/lezingen* (de evaluatieformulieren die ik al binnen heb prijzen ook de gezellige, rustige atmosfeer), maar zoals gezegd was het nu wat spannender, door al het gesleutel in de structuur. Vaak wist ik niet precies of ik zou uitkomen met de 1,75 uur die ik per les beschikbaar heb. En ik heb wel gehad dat ik een kwartier uitliep – die les moet ik nog grondig aanpassen. De meeste lessen waren echter keurig op tijd klaar.
Opvallend, voor mij althans, is dat er van de oorspronkelijk 31 cursisten er 27 min of meer tot het eind hebben meegedaan. Ziekte en werk maakten dat niet iedereen er steeds bij was. Van de afgelopen zes lessen waren er 13 op alle zes lessen, 8 op vijf en zees op vier lessen. Ik heb op eerdere cursussen (die ik mede of geheel gaf op de Sterrenwacht in Amersfoort) nooit meegemaakt dat er nog zoveel leden over waren. Ook dat is een enorme opsteker, want het betekent dat ik het goed doe.

Nu komen er nog twee extra, aanvullende lessen, door de professoren Ed van den Heuvel (over zijn specialisme: sterren) en Henny Lamers (de Oerknal en het uitdijend heelal, donkere materie/energie), en dan is de cursus echt afgerond. Dan ga ik uitzien naar het najaar van 2018, als ik deze cursus weer ga geven! Houdt mijn website en FB-pagina in de gaten!
 
*) Bijna alle lessen geef ik ook als losse lezingen.

Les 9
Een bijzondere les in de cursus 'Leer het heelal begrijpen' is die over sterren. Bijzonder omdat het sterren (en gas- en stofwolken) zijn waar het in het heelal om gaat. Planeten, manen, planetoïden, ijsdwergen en kometen zijn slechts de restjes van de vorming van sterren.
Gaat dan toch maar één van de tien lessen over sterren? Niet helemaal, want in de eerste vier lessen hadden we het al over sterren en sterrenbeelden, en de zon is zowel wat de binnenkant als de buitenkant betreft al uitgebreid behandeld.
In deze les 9 behandel ik de helderheid en 'kleur' (spectraalklasse) van sterren. Die kleur geeft aan hoe heet een ster is aan de buitenkant en is bij gewone sterren, zoals de zon, gekoppeld aan de massa van zo'n ster.
Daarna vertel ik over de grootten en massa's van sterren. De zon is bij dat soort zaken de 'eenheid': we spreken over zonsdiameters (is een ster twee keer zo groot als de zon dan is hij 2 zonsdiameters groot) en zonsmassa (de zon is 1 zonsmassa). Beide onderdelen komen aan het eind van de les tot een culminatie met het Sterrenmodel (zie hieronder).

Sterevolutie
Vervolgens beschrijf ik in een langer gedeelte de geboorte, het leven en de dood van sterren - de sterevolutie. Ik herhaal een stukje van les 8, over het ontstaan van het zonnestelsel. Deze keer herhaalde ik wat meer, omdat een deel van les 8 naar deze les heb overgeheveld. Niemand vond de herhaling vervelend en op deze manier zijn de lessen gereed voor de volgende keer (najaar 2018). In de presentatie zitten enkele leuke series beelden van nevels, waarbij je steeds dieper in zo'n nevel duikt, tot je de wolkjes ziet waarin sterren worden geboren.
Als sterren naar hun helderheid en kleur (officieel lichtkracht en spectraalklasse) uitzet in een grafiek krijg je een zogenaamd Herzsprung-Russell diagram (zie ook Robs Nieuwsbrief 16, van september 2014), dat erg verhelderend is. Zo zie je een duidelijke band van sterren lopen, van linksboven (heetste en helderst) naar rechtsonder (koelst, lichtzwakst. Daarin bevinden zich alle 'gewone' sterren ('dwergsterren'), die stuk voor stuk waterstof in hun kern verbranden. Dat is de Hoofdreeks. Zodra de waterstof op is en sterren aan helium (en later andere elementen) beginnen worden ze reuzen of superreuzen en vinden we ze elders in het diagram. En witte dwergen, de eindstadia van sterren zoals de zon, vinden we ook ergens anders.
De ‘dood’ van een ster kan een van de spectaculairste gebeurtenissen in het heelal zijn. Je hebt het dan over supernova's, neutronensterren en zwarte gaten; maar bij kleinere sterren zoals de zon over witte dwergen en planetaire nevels.

Sterrenmodel
Ik was om 21:00 uur keurig netjes klaar voor de pauze. Daarna was het tijd voor de klapper: mijn grote schaalmodel van (ca. 80) sterren. Dat is altijd een succes omdat het er nu eenmaal spectaculair is, en ook zeer verhelderend. Ik kan er bijvoorbeeld verbanden mee leggen tussen de afmetingen, de massa en daardoor het soort ster (hoofdreeks of reuzenstadium). Voor dat doel heb ik naast de stermodellen ook fiches gemaakt met daarop de informatie over de massa van de sterren. Je ziet die fiches op de foto's.
Die massa-fiches zijn een latere ontwikkeling. Ik ben ooit (in 2010) begonnen met een stuk of 25-30 stermodellen. Later voegde ik daar modellen aan toe van sterren die ik interessant vond, meestal met mooi weer in de lente of zomer, zodat in de tuin kon knutselen en het spuitwerk kon doen. Ik denk dat ik in zeven of acht sessies modelletjes heb gemaakt en zo tot de huidige grootte van het model ben gekomen.
Een van de laatste toevoegingen was bedoeld om een beter beeld te geven van de Hoofdreekssterren, die het meest voorkomen. Als je een dergelijk schaalmodel maakt wil je zoveel mogelijk variatie aan grootten en kleuren (spectraalklassen). Je krijgt dan automatisch een te grote vertegenwoordiging van (super-)reuzen en bijzondere sterren, of sterren in een speciale, relatief korte fase van hun bestaan. Toch kwam er nog een (voorlopig allerlaatste) serie met superreuzen, omdat de overgang daar in wel erg grote stappen ging... Voorlopig vind ik het wel goed zo...
In diverse Robs Nieuwsbrieven (zoals nr. 4nr. 13 en nr. 32) kun je lezen over de ontwikkeling van het Sterrenmodel.






























Hierboven: Je ziet mij aan het werk met het Sterrenmodel, met rechtsboven aandacht voor het ingewikkelde stelsel van
Castor (Tweelingen): dat is een zesvoudige ster! Naast twee heldere sterren (op het grote grondplaatje) zijn dat vier rode
dwergen. De foto's zijn weer genomen door cursist Nikita Nomikos.

 

Les 8
De laatste les over het zonnestelsel beschreef ik de geboorte van het zonnestelsel en de evolutie van de leden ervan.
In het eerste deel van de les gaat het over hoe alles begon met een grote wolk gas en stof, die in misschien duizenden kleinere ‘wolkjes’ uiteenviel. Uit een zo’n wolkje ontstond de zon, met nog wat afval: planeten, manen, planetoïden, enz.
Maar waarom hebben we kleine planeten, bestaande uit gesteenten en metalen, dichtbij de zon, en reuzenplaneten verder weg? En waarom bestaan Jupiter en Saturnus vooral uit waterstof en helium (de gasreuzen) en Uranus en Neptunus vooral uit ‘ijzen’ (vluchtige stoffen als water, methaan en ammoniak)? Zijn alle planeten op hun huidige plek ontstaat of zijn ze gaan rondzwerven? Zijn alle zonnestelselobjecten onveranderd gebleven sinds hun ontstaan? Allemaal vragen die in het eerste deel worden behandeld. Dat deel eindigt met een van de heftigste perioden uit de geschiedenis van het zonnestelsel: het Grote Oerbombardement van 4,1 tot 3,8 miljard jaar geleden.

Het Oerbombardement
Dat bombardement leidde tot de kraters, in alle soorten en maten, die we nu op bijna alle leden van het zonnestelsel met een vast oppervlak zien. Het tweede deel gaat over die kraters, de littekens van de vele inslagen in het verleden, en een aanverwant onderwerp: vulkanisme. Waar kraters worden veroorzaakt door invloeden van buitenaf, komt vulkanisme van binnenuit, maar soms wel gekoppeld aan inslagen. Bij grote inslagen was de korst van een planeet of maan zo beschadigd dat magma naar buiten kon stromen. Dat veroorzaakte bijvoorbeeld de maanzeeën. Maar sommige hemellichamen zijn geologisch actief, en hebben nog altijd vulkanisme.
Wat altijd erg leuk is: ik neem bij lessen waar kraters aan bod komen altijd en speciale bak met bloem mee, met daaroverheen een laagje cacaopoeder. Met knikkers kun je dan kratervorming simuleren, inclusief ejecta (uitgeworpen materiaal, hier dus bloem) dat je goed kunt zien op het donkere cacaopoeder. Ondanks mijn aanmoedigingen waren er maar enkelen die een knikker wilden werpen… Ik eindig altijd graag met die ene knikker die ik heb achtergehouden: een van 5 cm diameter! Een bonker? Enniewee, die maakt een grote krater, maar strooit ook materiaal tot 75 cm van de inslag: een stralenpatroon zoals wij dat kennen van ‘stralenkraters’ op bijvoorbeeld de maan. Dat soort kraters behandelde ik meteen daarna. Verder werd het meteen duidelijk wat er is gebeurd met een deel van het materiaal van de ‘impactors’, de objecten die insloegen: die zitten nog in de korst van de maan! We noemen dat mascons: massa concentraties en men kon ze aantonen met speciale satellietjes die onderdeel waren van het Apollo-project.

Geboorte en Werelden vergeleken
Deze les is een van mijn favorieten (maar daar heb ik er veel van…). Het was wel een klus om de les in orde te maken, want hij is samengesteld uit de bestaande lessen ‘Geboorte van het zonnestelsel’ en ‘Werelden vergeleken’. Die laatste les vindt feitelijk zijn oorsprong in een lezing die ik in 1990 gaf tijdens mijn eigen publiekssymposium Space 1990, ter ere van het 15-jarig bestaan van mijn toenmalige club Zenit, in Den Helder. Het idee was om eens niet alle planeten in volgorde van afstand tot de zon te beschrijven, maar een andere benadering te nemen: de overeenkomsten. Werelden vergeleken gaat dan ook over de bekratering van de werelden van het zonnestelsel, vulkanisme, ringen, atmosferen en magnetische velden.
In deze les liet ik de laatste drie onderwerpen weg, omdat het over de evolutie van de oppervlakken ging. Kraters en vulkanisme voegde ik toe aan ‘Geboorte van het zonnestelsel’. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan, want ik moest anderhalve les in één les stoppen. Dat heb ik deze cursus al eens eerder gedaan, maar dan begon ik op donderdag en had ik zonder problemen op tijd (zonder er hele dagen aan te besteden, want de uitgeverij roept natuurlijk ook dagelijks om aandacht) de nieuwe les klaar. Het liep nu iets anders.

Mooie globes
Ik had overigens ter illustratie van mijn les enkele fraaie globes meegenomen, van de maan, Venus, Mars en Pluto (die de foto's; Pluto staat daar net niet op). Ik had Mercurius ook graag meegenomen, maar ik heb maar drie dozen bewaard om ze te vervoeren...

Moe...
Afgelopen zaterdag stond ik op SpeelDagHB en zondag had ik een ander evenement. Voor beide had ik veel tijd nodig om de voorbereidingen te treffen. Dat betekende dat ik pas op maandag vóór de cursus (dus 13 november) kon beginnen. Het weekend en de voorbereidingen hadden mij erg veel energie en tijd gekost, dus ik begon al erg moe, en dat is er gaandeweg niet beter op geworden. Hoewel ik niet weet of de cursisten dat hebben gemerkt.
De nieuwe les was wat te lang (15 minuten), hoewel daar ook de tijd in zat die nodig was voor het kraterexperiment. Maar dat is een standaardonderdeel dus de les is nog flink te lang. Daar moet ik snel aan werken, nu de les nog vers in het geheugen zit.
























De foto's:
Boven: links ben ik aan het praten over inslagbekkens, rechts gaat het over de inwendige opbouw van de manen.
Onder: een serie foto's van het kraterexperiment. Altijd leuk! Links zie je duidelijk het kratereffect als je een knikker in de bak met bloem gooit, met daarover een laagje cacaopoeder. De andere twee foto's zijn van 'de grote inslag', met op de rechter foto de effecten die op het laken te zien zijn: stralen 'ejecta' (uitgeworpen materiaal, hier bloem en cacaopoeder).
Foto's Nikita Nomikos.



Les 7
Deze les ging over materie, (elektromagnetische) straling en over hoe de energie van de zon ons bereikt als licht. Het is een buitenbeentje in de cursus, want de les hoort overal en nergens. Ik heb hem in de reeks lessen over het zonnestelsel, omdat les 8 gaat over het ontstaan en de evolutie van het zonnestelsel. Daarin is het belangrijk om iets over atomen, moleculen en dergelijke te weten. Daarna komt dat onderwerp aan bod in de les 9 (Sterren) en 10 (Melkweg, sterrenstelsels ‘en het heelal’), en dan is het ook erg belangrijk om voldoende over straling te weten.
De les eindigt met hoe de zon zijn energie maakt (d.m.v. kernfusie), in de vorm van gammastraling; hoe die gammastraling zich vervolgens een weg baant door de zogenaamde stralingszone van de zon, een weg die een paar honderdduizend jaar duurt; en hoe de energie tenslotte door convectie het oppervlak bereikt. In het hele proces vanaf kernfusie neemt de energie van de gammafotonen af, eerst binnen het gammagebied, dan via röntgen- en UV-straling, tot het uiteindelijk is ‘afgekoeld’ tot zichtbaar licht. Je begrijpt dat wat kennis over materie en het elektromagnetisch spectrum (alle vormen van elektromagnetische straling) belangrijk is om dat laatste deel over de zon te kunnen volgen.

Deze les is feitelijk een iets aangepaste versie van mijn populaire Lezing van Alles. Het is een les met veel informatie (ik zag enkelen knikkenbollen), maar veel info geven is wel een beetje mijn ding... En ik heb de cursisten op het hart gedrukt dat ik geen natuurkundigen en scheikundigen van ze wil maken, maar een beeld wil scheppen van wat materie en straling is. In de cursusboeken (en de boeken Higgs gevonden en De Oerknal - zie hier) kan men de feiten opzoeken, maar een algemeen begrip blijf je bij je dragen.
De cursisten waren weer zeer enthousiast, zeker omdat materie en straling heel andere (voor velen nieuwe) onderwerp zijn, die cruciaal zijn om sterrenkunde te begrijpen.

Winkel
Ik had in deze les geen schaalmodellen nodig. Hoewel het leuk zou zijn om instrumenten te hebben om de stralingsvormen aan te tonen. In het evenement ‘Beelden uit de ruimte’, dat ik begin jaren ’80 samen met mijn boers Hans en Aad op de sterrenkundeclub Zenit in Den Helder organiseerde, hadden we wel allerlei van die hulpmiddelen. Zie daarvoor ‘Over Rob Walrecht’. En zie de website van mijn broer Hans over Beelden uit de ruimte.
Omdat ik dus geen schaalmodellen hoefde mee te nemen was een goed moment om de ‘winkel’ mee te nemen. Had ik toch nog iets te sjouwen… Diverse cursisten hadden al gevraagd of ik boekjes of planisferen wilde meenemen, en ik heb dus maar mijn winkeltje meegenomen (dat zit in drie dozen, die altijd klaar staan). Het was een goede avond!

De 'huisfotograaf' onde rmijn cursisten was er deze avond niet, maar voor een idee heb ik onderstaande afbeeldingen toegevoegd.
Links zie je mijn Periodiek Systeem der Elementen, rechts mijn Elektromagnetisch Spectrum.
















Les 6
Na de inleiding van het zonnestelsel, de vorige keer (zie hieronder), gingen we nu na 2 weken 'vakantie' weer verder.
Ik begon met een korte herhaling van het deel over het zonnestelsel op schaal, nu niet met het Planetenpad, maar met illustraties van mijn Overzicht van het zonnestelsel in vijf stappen (uit mijn boek Genieten van het zonnestelsel en een van de posters). Vervolgens gaf ik een overzicht van de belangrijkste objecten en groepen van objecten in het zonnestelsel. Dat gebeurde zoveel mogelijk met de hierboven genoemde illustraties ter inleiding, om steeds alles in verhouding te kunnen houden.
De planeten behandel ik in deze les twee aan twee: de gasreuzen Jupiter en Saturnus, de ijsreuzen Uranus en Neptunus, de grote rotsplaneten Aarde en Venus, en tenslotte de kleine rotsplaneten (protoplaneten) Mercurius en Mars. Daarna komen satellieten, planetoïden, ijsdwergen, kometen en meteoren/meteorieten aan bod. Na de beschrijving van de aarde vertel ik graag iets meer over de aarde aan de hand van een van mijn meest recente schaalmodellen: een op basis van een fraaie 30,5 cm grote aardglobe van Sky & Telescope. Ik heb zelf schaalmodellen voor de maan, Mercurius, Mars, Pluto & Charon, Eris en de drie grootste planetoïden: Ceres, Vesta en Pallas. Maar dat schaalmodel, dat ik maakte voor mijn lezing Kleine Werelden van het zonnestelsel, biedt meer want ik kan daarmee ook het oppervlak en de dampkring van onze planeet verduidelijken. Zie daarvoor deze pagina (en dan onderaan).
Na de pauze kwam het belangrijkste lid van het zonnestelsel aan bod: de zon! Alle verschijnselen op en rond de zon, zoals zonnevlekken, protuberansen en zonnevlammen, worden aangestuurd door magnetisme. Dat is niet het gemakkelijkste onderwerp om te begrijpen maar men kon het voor zover ik kon zien prima volgen.
Aan het eind heb ik nog verteld over de hypothetische negende planet van het zonnestelsel (Planet Nine) en exoplaneten, met name over enkele recente ontwikkelingen, zoals de ontdekking van een planeet bij Proxima Centauri (de dichtstbijzijnde ster), en een stelsel van aardachtige planeten rond de ster TRAPPIST-1.

Ik kreeg weer veel leuke, enthousiaste reactie en dat doet me erg goed. De groep is ook nog nauwelijks kleiner geworden, hoewel er nu enkelen zijn die door ziekte en drukte op het werk waarschijnlijk moeten afhaken.

Volgende week gaat het over materie, straling en hoe de energie van de zon ons bereikt als licht.

























Hier ben ik bezig met de aardglobe en de modellen van mijn Kleine Werelden schaalmodel.
Op schaal staat de maan (de donkergrijze bol vlak naast de aardglobe en achter de eveneens
grijze Mercurius) op 9,2 m! Foto Nikita Nomikos.

 

Les 5
De eerste les van de vier over het zonnestelsel! De titel: 'Ontdekking van het zonnestelsel'.
Het is per definitie de les die ik zelf het leukst vind, maar die misschien ook het meest wordt gewaardeerd door het publiek (in dit geval de cursisten). Het is ook de les die ik het meest gegeven heb in mijn leven, naast planetariumlessen, want ik doe dit al sinds 1980. Het enige probleem is dat de opstellingen, elk met een aangepaste assteun als basis (zie de foto's), erg zwaar zijn, zeker met zijn 32-en. Het opstellen is dus best zwaar voor een rugpatiënt... Ik had 's middags al de paaltjes in de assteunen geplaatst en de de paaltjes op een strategische plek gezet. 's Avonds moest de 'koppen' erop met de kaartjes voor de objecten. In deze koppen kan ik ook 3D modellen plaatsen maar daarvoor is in dit soort situaties te weinig tijd. Tijd was sowieso een probleem, ook al was ik al om 18:45 uur op de school. Nadat ik alles met de platte kar (in twee 'trips') boven had, was het al 19:10 uur en het correct opstellen van het Planetenpad kostte zoveel tijd dat ik laat in het lokaal was, bezweet en al. En toen moesten de andere vier (!) schaalmodellen nog worden opgezet, waaronder het grote schaalmodel van het zonnestelsel. Mijn nieuwe Jupiter en Saturnus werden voor het eerst gebruikt!
 
Les 5 gaat over de geschiedenis van de ontdekkingen, van de hemellichamen die de mens al altijd heeft gekend (Zon, Maan en de planeten t/m Saturnus - de hemellichamen waarna de dagen van de week zijn genoemd), via de toevallige ontdekking van Uranus en de opzettelijke ontdekkingen van de eerste planetoïden en de planeet Neptunus, tot Pluto, Eris en de andere ijsdwergen.
Vervolgens probeer ik op meerdere manieren een overzicht van het zonnestelsel te geven, door schaalmodellen voor de afmetingen, voor de afstanden (het Planetenpad) en voor hun massa's (met Jozo-zout...). In les 8 komt daar het ontstaan en evolutie van het zonnestelsel bij.

Reisje door het zonnestelsel
Na de pauze nam ik de cursisten mee voor een ‘reisje door het zonnestelsel’. Een verdieping hoger (vanwege een andere groep) kon ik een Planetenpad maken van 55 m (met een flauwe bocht vlak na Saturnus). Maar daarmee kon ik de objecten vanaf de Kuipergordel niet plaatsen. De meeste van die objecten staan namelijk van ca. 58 van de zon tot ruim 101 m (Eris). We zouden voorbij een trappenhuis hebben moeten gaan en er was ook gebrek aan tijd om het op te stellen. En zeker ook om het allemaal uit te leggen. Ik was namelijk al tot 22:10 u bezig!


Foto Tim van der Hammen, AD Amersfoortse CourantIk heb wel de belangrijkste objecten genoemd, en gebieden als de Kuipergordel en de Scattered Disc (weggejaagde Kuipergordelobjecten), en uiteraard verteld waar de dichtstbijzijnde volgende ster staat in het schaalmodel: op 400 km van de modelzon! In de volgende les kom ik overigens hierop terug, met een overzicht van het zonnestelsel in vijf stappen. Begrip van de opbouw van het zonnestelsel is erg belangrijk om optimaal te genieten van de latere lessen.


                              Foto's van de 'reis door het zonnestelsel'
                              Boven: foto Kees Noort (cursist)
                              Onder: foto Tim van der Hammen, AD Amersfoortse Courant




De cursisten waren duidelijk erg blij met de cursus en zeker met de 'reis door het zonnestelsel'. Een cursiste schreef me: 'En wat heb ik genoten en veel geleerd. Je had er erg veel energie in gestopt... maar het heeft zijn vruchten afgeworpen.'
Ze hielpen me erg door na afloop de paaltjes mee te nemen naar ons lokaal en de boel te ontmantelen en op te bergen in de kratten e.d. Daar was ik erg blij mee.

Nu eerst twee weken 'vakantie', op 1 november is Les 6. Dan weer met schaalmodellen, maar niet met het Planetenpad. Je moet niet overdrijven...

Vandaag (13 oktober) staat er een leuk artikel over de cursus in AD Amersfoortse Courant. Tim van der Hammen, die het artikel schreef, was bij de les aanwezig.